Verduistering

Bij verduistering heeft iemand al een (niet aan hem toebehorend) iets onder zich, en wordt het goed door de verduisteraar aan zichzelf “toegeëigend”. Dat kan juridisch nog best lastig te bewijzen zijn voor het Openbaar Ministerie.

In Nederland is verduistering strafbaar gesteld in artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. Om voor verduistering veroordeeld te worden, moeten de volgende criteria bewezen worden:

Wederrechtelijke toe-eigening: De dader heeft geld, goederen of andere waardevolle zaken zichzelf toegeëigend. Dit betekent dat de dader de eigendom van deze zaken heeft verkregen zonder de rechtmatige eigenaar ervan om toestemming te vragen.

Goederen van een ander: De zaken die verduisterd zijn, behoren toe aan een ander persoon, organisatie of instelling. Het is belangrijk dat er een duidelijke eigenaar is van de verduisterde goederen.

Opzet: De dader moet opzettelijk gehandeld hebben, wat betekent dat hij of zij wist dat het toe-eigenen van de goederen onrechtmatig was. Dit houdt in dat de dader met de bedoeling handelde om zichzelf of een ander te bevoordelen.

Verduisteringshandeling: Er moet sprake zijn van een daadwerkelijke handeling om de goederen te verduisteren. Dit kan bijvoorbeeld zijn door de goederen te stelen, te ontvreemden, te verbergen of anderszins onrechtmatig in bezit te nemen.

Rechtmatig bezit of beheer: De dader moet op enigerlei wijze toegang hebben gehad tot de goederen als gevolg van zijn functie, beroep, ambt of een andere rechtmatige hoedanigheid. Met andere woorden, de dader moet een relatie hebben gehad met de goederen waardoor hij de mogelijkheid had om ze te verduisteren.

Op verduistering staat een maximum gevangenisstraf van 3 jaren (artikel 321 Wetboek van Strafrecht).

Mogelijke verweren

Bij verduistering zijn verschillende verweren mogelijk.

Geen opzet: Een veelvoorkomend verweer is beweren dat er geen opzet was om de goederen te verduisteren. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de verdachte per ongeluk of zonder kwaadwillige bedoelingen de controle over de goederen heeft behouden.

Rechtmatig bezit: Als de verdachte kan aantonen dat hij of zij een rechtmatig belang had bij de goederen, kan dit als verdediging dienen. Bijvoorbeeld, als de verdachte bewijst dat hij of zij de bevoegdheid had om de goederen te beheren of te gebruiken, kan dit de beschuldiging van verduistering betwisten.

Toestemming van de eigenaar: Als de eigenaar van de goederen toestemming heeft gegeven aan de verdachte om deze te gebruiken of te beheren, kan dit als verweer dienen. Toestemming is een belangrijk element bij verduistering, en als de verdachte kan aantonen dat hij of zij toestemming had, kan dit de zaak in zijn of haar voordeel beïnvloeden.

Goederen waren niet van de eigenaar: Het kan voorkomen dat de verdachte beweert dat de goederen niet aan de vermeende eigenaar toebehoorden of dat er onduidelijkheid was over wie de wettige eigenaar was. Dit kan de zaak ingewikkelder maken en tot een geslaagd verweer leiden.

Bewijsproblemen: Als er onvoldoende bewijs is om de beschuldiging van verduistering te ondersteunen (bijvoorbeeld: onduidelijkheid over wanneer het goed zich waar bevond), kunnen wij betogen dat er twijfels zijn over de schuld van de verdachte.

Meer weten over dit onderwerp? Neem vrijblijvend contact met ons op.